Fataal ontbijt aan de Zwanenburgerdijk

Door Lise Koning

Het was geen romantisch huwelijk. Geertje van Rijn uit Haarlemmermeer en Dirk de Haan ontmoetten elkaar via een huwelijksadvertentie. Niet ongebruikelijk in die tijd. Twee maanden na het plaatsen van de advertentie trouwden ze. Drie weken na hun trouwdag was Dirk dood.

De vermoedelijke advertentie in De courant. Het nieuws van den dag, 19 januari 1943.

Nietsvermoedend at Dirk die bewuste vrijdagochtend in april 1943 zijn havermout op. Geertje had een halve kindereetlepel arsenicum in zijn pap verwerkt. Voldoende om Dirk mee om te brengen, dacht ze. Geertje keek toe hoe Dirk zijn bord leeg lepelde en naar zijn werk vertrok. Tegen haar verwachting in kwam hij ’s avonds gewoon thuis. Met buikpijn. Geertje probeerde het de ochtend daarop nog een keer. Dit keer voegde ze twee halve kindereetlepels met gif aan de havermout toe. Dirk ging weer naar zijn werk, maar kwam dit keer binnen een uur thuis. Hij voelde zich niet goed en ging naar bed. Liefdevol bracht Geertje hem nog een koffie, of lauwe melk – dat wist ze niet meer. De volgende dag stierf Dirk in het ziekenhuis aan vergiftiging.

Huwelijk op losse schroeven
Geertje en Dirk kregen al na twee weken huwelijk een woordenwisseling. Mogelijk over een niet gedeelde kinderwens, of het feit dat Dirk ondanks zijn beweringen geen eigen geld bleek te bezitten. Geertje had haar spaargeld gebruikt om de bruiloft te bekostigen. Wat het ook was, Dirk was in de woorden van Geertje sinds de ruzie ‘niet aardig meer’ tegen haar. Hij dreigde Geertje zelfs te ‘vergeven’ (vergiftigen) en zichzelf daarna voor de tram te gooien. Dat laatste dreigement had ook Geertjes moeder gehoord, die overigens beweerde dat Dirk nóóit aardig tegen Geertje was geweest.  

In de derde, tevens laatste, week van het huwelijk sliepen de pasgetrouwden apart van elkaar. Geertje lag een week lang, zonder te douchen en in dezelfde kleren, bij haar moeder in bed en kreunde voortdurend: ‘O, wat ben ik begonnen, wat heb ik gedaan’. Het huwelijk was een fiasco. Geertje was Dirk uit medelijden getrouwd, verklaarde Geertje tijdens een verhoor. Door te trouwen werd Dirk namelijk voor een kortere tijd tewerkgesteld in Duitsland. Bovendien had hij een dak boven zijn hoofd nodig.

Een bij een huiszoeking in beslag genomen visitekaartje van ‘de man met het zesde zintuig’.

Moordplan
Een echtscheiding, als oplossing voor het tegenvallende huwelijk, kwam pas maanden later als optie in Geertje op. In de krant had ze gelezen over een zaak waarin een vrouw haar man had vermoord door arsenicum in zijn pannenkoeken te verwerken. Geertje vond dit een goed idee en besloot hetzelfde vergif te kopen bij de lokale drogist. Het vergif was voor muizen en ander ongedierte, verzekerde Geertje de drogist.

Geertjes verklaring voor haar daad veranderde per verhoor. Later verklaarde Geertje dat haar gedrag te wijten was aan een val van de trap een paar maanden eerder. Sindsdien was ze zichzelf niet.

De vernietigende verklaringen van haar huisarts en een zenuwarts zetten vraagtekens bij Geertjes redenatie. De huisarts omschreef Geertje als ‘een vreemd meisje, verlegen, primitief, dom, onbetrouwbaar, doch ook weer iets goedaardig plattelandsch’. Volgens de huisarts deed Geertje alsof ze last had van buikkwalen om niet te hoeven werken. Hierbij maakte ze handig gebruik van de angsten van haar ouders: haar zus was overleden aan een buikziekte. Sindsdien was haar leven volgens de huisarts ‘steeds meer spel en voorstelling’. Haar broer beaamt het theatrale karakter van zijn zus, die hij omschrijft als een ‘lief, onbenullig prulletje’.

Ook Dirk was overigens een markant figuur, ‘sjofel in de kleeren, precies Charlie Chaplin’. Volgens de zenuwarts kletste en fantaseerde Dirk er op los, ‘verstand had hij niet’. Dirks eigen broer noemde hem een ‘goeie jongen’ die ‘leiding noodig had’. Zo ook Geertje, wiens denkvermogen volgens de zenuwarts overeenkwam met dat van een 9-jarig kind. Verder vond hij haar onbetrouwbaar, gevoelsarm en intrigant.

Zwanenburgerdijk in 1933. Het huis van familie Van Rijn valt net buiten beeld. Bron: NHA, Beeldcollectie van het Historisch Archief Haarlemmermeer te Hoofddorp, inventarisnummer 13630

Niet mijn idee
Geertje had verschillende pogingen gedaan om haar misdaad te verdoezelen. Zo leegde ze, in het bijzijn van de huisarts, de po met braaksel naast het bed van Dirk, ‘omdat zij het zoo vies vond’. De huisarts vond dit ‘in heel geringe mate vreemd’, maar dacht niet aan een vergiftiging.

Bij een later verhoor beweerde Geertje dat Cor Albrecht, woonachtig aan de Steenbokstraat te Oostzaan, haar aandrong arsenicum in Dirks pap te doen. Geertje en Cor deelden geregeld de lakens met elkaar – ook tijdens haar kortstondige huwelijk met Dirk. Om met haar grote liefde Cor samen te kunnen wonen, moest Geertje haar man ‘uit den weg ruimen’. Klinkt plausibel. Enige aanmerking is dat Cor helemaal niet bestaat, Geertje had hem verzonnen.

Geertje zag tijdens haar verblijf in het Huis van Bewaring kans om met potlood Cor Albrecht bij te schrijven op een in beslag genomen adressenlijst.

Spijt
Geertje stuurde tevergeefs een brief naar de rechtbank om berouw te tonen en om vergiffenis te vragen. Dirks dreigementen hadden haar angst aangejaagd. Ze besefte pas wat ze had gedaan toen ze in het Huis van Bewaring in Alkmaar zat. ‘Als ik de gevangenis in moet, ga ik dood’, verzekerde Geertje de rechtbank.

De marechaussee kreeg echter niet de indruk dat Geertje berouw had voor haar daad; ‘zij was zelfs brutaal tegenover ons.’ Ook haar familie pleitte voor een lange straf. Geertjes moeder vond haar geen doorsnee mens, wat ze van zichzelf mocht zeggen omdat haar zoon ‘ook niet geheel normaal’ was.

Geertje werd veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Omdat Geertje verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, bracht ze na het uitzitten van de gevangenisstraf nog twee decennia door in een psychiatrische instelling.

Als Dirk had kunnen spreken, had de straf misschien anders uitgepakt. Hij scheen zelf op zijn sterfbed vrede te hebben gehad met zijn naderende dood. Toen Geertje aan Dirk vertelde dat zij hem had vergiftigd, zei hij opgelucht: ‘Dan hoef ik gelukkig meteen niet naar Duitschland.’ Althans, als we Geertje moeten geloven.

Bron: Noord-Hollands Archief, 411 Arrondissementsrechtbank Haarlem 1940-1949, inv. nr. 40, parketnummer 1360c.


2 reacties

  1. Beste Jan Julia,

    Dit lijkt me toch echt ook een heuse gifmoord, in diverse opzichten vergelijkbaar met de reeks gifmoorden op werkbazen tijdens de bezetting bij de Hollandiafabriek in Nijmegen, maar in andere opzichten ook geheel niet. Of valt dit geval nog onder oorlogsgerelateerde jeugdcriminaliteit? Mijn vraag is dus eigenlijk: waar trek je de grens tussen oorlogsboeven en oorlogsboefjes, in je project en op deze website?

    Met vriendelijke groeten,
    Henk.

    1. Hallo Henk,
      Dit verhaal gaat inderdaad over een gifmoord en niet over vermogenscriminaliteit. Mijn presentatie over jeugdcriminaliteit was gebaseerd op een van de hoofdstukken van mijn aankomende boek, dat wel gaat over diefstal. Op deze website plaatsen we niet alleen stukken op basis van mijn eigen onderzoek, maar publiceren ook andere auteurs die in de procesdossiers zijn gedoken. In dit geval is dat Lise Koning van het Noord-Hollands Archief. Zo is er wat meer variatie in ‘boeven’.
      Met hartelijke groet,
      Jan Julia

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *