Een nachtmerrie in de Brabantse akkers

Door Stef Roovers

Hoe één dag je leven op zijn kop kan zetten. Johanna weet hier alles van. Wat eind 1917 een dag als alle andere moest worden, zou haar leven voor altijd veranderen…

Johanna kwam 14 juli 1898 ter wereld in het Brabantse Mill. Ze was de dochter van Johannes en Ardina en moest hun liefde delen met haar oudere broer, die ook Johannes heette. In haar jeugd trok Johanna met haar familie van plaats naar plaats en in maart 1917 streken zij neer in Lieshout. Het leek erop dat zij daar een rustig leventje leidden, maar in december 1917 kwamen hun levens op zijn kop te staan.

Tekening van de omgeving met alle belangrijke locaties uit het verhaal van Johanna, afkomstig uit het proces-verbaal

De akker

Het is de ochtend van 13 december 1917. Er blaast een zacht windje door de straten van Lieshout, het is zwaarbewolkt en met temperaturen net boven het vriespunt flink koud. Het is negen uur en er wordt op de deur geklopt. De moeder van Johanna doet open. Voor haar staat een kleine man van rond de 1 meter 65 met donker haar. Het blijkt een koopman uit Helmond te zijn die graag zijn fiets bij het huis wil neerzetten. Ardina vindt dit goed en de man trekt er met zijn koopwaar op uit.

Om tien uur diezelfde ochtend stuurt Ardina haar dochter op pad over de landweg door de akkers naar de woning van De Leest om vlees te halen. Ter hoogte van het huis van de familie Dekkers loopt Johanna de koopman tegen het lijf. Tot haar grote schrik biedt de man haar tien gulden en een jak (een bovenkledingstuk voor vrouwen) aan om samen met hem het bos in te “duiken”. Johanna weet niet hoe snel ze dit moet weigeren en gaat er gauw vandoor.

Op de terugweg naar huis ziet Johanna de koopman in de akkers staan. In de omgeving is verder niemand te bekennen. De man wenkt en roept dat ze moet komen, want hij heeft een gloednieuw jak speciaal voor haar. Naïef als Johanna is, stapt ze van de landweg de akker op en loopt naar hem toe. Daar “greep hij naar mijne beenen, ik schopten naar hem bijna mijn klomp uit (…), toen greep hij mij met mijne handen (…), hij draaiden mij op mijn rug”, vervolgens verkracht de man Johanna. Ze roept niet om hulp “om dat ik dat niet kon om dat hij zijne hand op mijne mond hield en ik was ook te veel verschrokken”, zo zal ze later verklaren.

Na deze afschuwelijke gebeurtenis vlucht Johanna naar het huis van haar tante waar naartoe de man haar achtervolgt. Als Johanna niet veel later thuiskomt, ziet ze er verschrikt uit. Haar haren zijn verward en haar kleren zijn vuil. Ze spreekt nauwelijks. Dit komt doordat de dader zo brutaal is door niet veel later langs te komen en uren te blijven zitten. Pas als hij vertrokken is, raapt Johanna al haar moed bijeen en vertelt haar moeder wat er die ochtend gebeurd is. Op 16 december 1917 doet haar broer dan aangifte bij de rijksveldwachter.

Een doorbraak?

De rijksveldwachter en gemeenteveldwachter van Lieshout gaan op zoek naar de dader. Na eerst een verkeerde man te hebben opgepakt, vinden ze binnen de kortste keren de persoon die Johanna heeft verkracht. Hij heet Wilhelmus. Deze man blijkt al een flink strafblad te hebben. In het verleden heeft Wilhelmus maar liefst elf keer achter de tralies gezeten voor verschillende vergrijpen. Tijdens zijn verhoor ontkent hij stellig Johanna verkracht te hebben of in de akkers te zijn geweest.

Toch besluiten ze hem vast te zetten in het Huis van Bewaring in Roermond uit angst dat hij op de vlucht zou slaan of het misdrijf zou herhalen.In aanloop naar de rechtszaak van 19 februari 1918 ondervragen de veldwachters verschillende mensen. Hoewel zij stukken uit Johanna’s verhaal bevestigen, heeft niemand haar daadwerkelijk met Wilhelmus in de akkers gezien. Ook zijn er sporen gevonden in de akkers, maar dit leidt nog tot niets concreets.

Maar dan lijkt er toch een doorbraak te zijn.Tijdens de rechtszaak voor de Arrondissementsrechtbank van Roermond verschijnt de arts die Johanna medisch heeft onderzocht. Hij verklaart dat het hymen van Johanna is gescheurd. Dit kan gebeuren wanneer voor het eerst geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden. Hierbij ontstaat dan een kleine bloeding. Het lijkt de arts zeer waarschijnlijk dat het bloedvlekje in het in beslag genomen hemd dat Johanna die 13 december droeg hiervan afkomstig is.

Verder zegt de arts “dat de genoemde getuige een verhaal, als zy thans doet omtrent het tusschen haar en den beklaagde voorgevallene zou verzinnen, acht ik geheel onmogelyk.” Wilhelmus ziet de bui al hangen en verschaft zichzelf een alibi. Hij beweert voor half twaalf drie kwartier tot een uur bij de eerder genoemde familie Dekkers te zijn geweest. Dit is precies het tijdsbestek waarin Johanna zegt verkracht te zijn. De rechter schort de rechtszaak daarom op.

Het doek valt

Om het alibi te controleren, ondervragen de veldwachters Jacobus Dekkers en zijn vrouw Josina. Zij komen met een ander verhaal op de proppen. Wilhelmus kwam pas rond half twaalf à kwart voor twaalf bij hun thuis. Jacobus weet zeker dat verder niemand die ochtend bij henbinnen is geweest, omdat zijn vrouw niemand binnenlaat als hij niet thuis is. Josina onderschrijft zijn verklaring.Niet alleen heeft Wilhelmus gelogen over zijn alibi, ook een onderzoek naar de sporen in de akker is succesvol. De afstand tussen de knieafdruk en de schoenafdruk van de tenen, die in het zand zijn gevonden, komt in lengte overeen met de afstand tussen de knie en tenen van Wilhelmus.

Met al deze bewijzen valt het doek voor de crimineel.Tijdens de nieuwe rechtszaak van 14 mei 1918 blijft Wilhelmus hardnekkig ontkennen. Nadat hij twee dagen later geconfronteerd wordt met de verklaringen van Jacobus en Josina, zwicht hij toch en geeft toe gelogen te hebben over zijn alibi. Op 28 mei wordt hem dan een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd. In een hoger beroep wordt dit om onbekende redenen verlaagd naar anderhalf jaar. Dit zal de laatste keer zijn dat Wilhelmus het criminele pad bewandelt.

Bron: 22 Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch, 1838 –1930 N.B. stukken van 1838 –1950, inv. nr. 317, rolnr. 2172

Dit verhaal is geschreven voor het projectcollege Alledaagse Criminaliteit in Oorlogstijd. Een samenwerkingsverband tussen studenten Geschiedenis en Actualiteit van de Radboud Universiteit en het BHIC.

Luister ook naar de podcasts in de serie Vrouwen Buiten Zicht

Dit verhaal staat ook centraal in de derde en gelijknamige aflevering van de podcast Vrouwen Buiten Zicht: daders en slachtoffers in turbulente Brabantse tijden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *